In het hart van Vlaanderen’s arbeidsmarktbeleid ligt de jobbonus, een financiële prikkel bedoeld om werkgelegenheid te stimuleren. Maar levert deze bonus werkelijk de gewenste resultaten op? Danny Van Assche van UNIZO stelt kritische vragen bij de effectiviteit van dit beleid.
Recente gegevens tonen aan dat bijna een miljoen werkende Vlamingen in aanmerking komen voor de jobbonus, waarvan meer dan de helft deze reeds ontvangen heeft. Deze regeling kost de overheid 140 miljoen euro, met een gemiddelde bonus van 235,72 euro per persoon. Hoewel dit een welkome aanvulling kan zijn, benadrukt Van Assche dat het weinig doet om niet-werkenden te motiveren. Hij argumenteert dat een gemiddelde jaarlijkse bonus van 235 euro – of ongeveer 19,5 euro per maand – niet genoeg is om een significante invloed te hebben op werkloosheid.
De focus verschuift naar de noodzaak van meer ingrijpende maatregelen. UNIZO pleit voor een ingrijpende fiscale hervorming op federaal niveau, gericht op het belonen van arbeid en een efficiënter activeringsbeleid. Van Assche wijst op de hoge loonkosten in België, de lage netto-inkomsten voor werknemers en suggereert dat aanpassingen in de automatische loonindexering en personenbelasting essentieel zijn.
UNIZO stelt voor om de progressiviteit in de personenbelasting te beperken door de belastingschijven te hervormen. Dit zou inhouden dat de huidige 25%-schijf wordt uitgebreid, waardoor inkomens die nu in de 45%-schijf vallen, belast zouden worden in de 40%-schijf. Bovendien zou de bovengrens van de 45%-schijf verhoogd worden, waardoor enkel inkomens boven een bepaalde drempel in de hoogste belastingschijf vallen.
Door deze veranderingen zouden werknemers meer van hun inkomen behouden, wat volgens UNIZO een effectievere stimulans zou zijn voor werkactivatie dan de huidige jobbonus. Dit voorstel, zo hoopt Van Assche, zal de arbeidsmarkt dynamischer en aantrekkelijker maken.